1. 6% btw opnieuw voor bouwpromotoren
De verkoop van een woning (na afbraak en heropbouw) kon tot voor kort enkel nog aan 6% btw onder een overgangsregeling tot 30 juni 2025, voor projecten waarvan de omgevingsvergunning werd aangevraagd vóór 1 juli 2023.
Vanaf 1 juli 2025 is het tarief van 6% btw opnieuw mogelijk voor alle projecten (ongeacht wanneer de omgevingsvergunning werd aangevraagd). Dit geldt concreet voor btw die opeisbaar wordt vanaf die datum en in de volgende situaties:
- De koper gebruikt de woning als enige eigen woning en de bewoonbare oppervlakte bedraagt maximum 175m²;
- Of de koper verhuurt de woning in het kader van sociale verhuur;
- Of de koper verhuurt de woning langdurig aan een natuurlijk persoon en de bewoonbare oppervlakte bedraagt maximum 175m².
Omdat een retroactieve toepassing van dit tarief juridisch onmogelijk is (en de programmawet slechts in werking treedt vanaf het moment van publicatie in het Belgisch Staatsblad), voorziet de Minister van Financiën in een tolerantie. Facturen vanaf 1 juli 2025 mogen toch al aan 6% btw worden gefactureerd. V
Let wel: de verplichte verklaring 111/3 kan op heden nog niet worden ingediend. Om aanspraak te maken op de tolerantie (die geldt voor de periode van 1 juli 2025 tot de datum van publicatie in het Staatsblad) dien je volgende verplichte vermeldingen in de verkoopovereenkomst en/of akte op te nemen:
“Toepassing van het btw-tarief van 6 % voor afbraak en heropbouw van een woning overeenkomstig rubriek XXXVII, § 3, tweede lid, 1°, (a), (b) of (c), van tabel A van de bijlage bij het KB nr. 20 van 20.07.1970 inzake btw, zoals opgenomen in artikel 53 van de programmawet (document Kamer nr. 56 0909/001)”
“De verklaring zoals bedoeld in voormelde rubriek XXXVII, § 3 zal zonder uitstel worden ingediend via MyMinfin van zodra die mogelijkheid ter beschikking is.”
2. Verwarmingsketels op fossiele brandstoffen: 21% btw
De geplande verhoging van 6 naar 21% btw bij plaatsing van een verwarmingsketel in een woning ouder dan 10 jaar wordt pas van kracht na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (en dus niet vanaf 1 juli 2025).
Verder wordt ook in een tolerantie voorzien voor wie een overeenkomst heeft getekend voor levering en plaatsing van een verwarmingsketel vóór publicatie van de wet. Het verlaagd btw-tarief van 6% kan in dit geval nog altijd worden toegepast.
3. Dividenden uit ‘kleine’ vennootschappen
Dividenden worden in de basis onderworpen aan het standaardtarief roerende voorheffing van 30%. Dit tarief kan echter verminderd worden in twee situaties:
VVPRbis
Dit zijn dividenden uitgekeerd door kleine vennootschappen waarvan de aandelen verworven werden door inbrengen in geld sedert 01/07/2013. Dividenden verleend of toegekend uit de winstverdeling voor het 3e boekjaar of volgende na dat van de inbreng kunnen genieten van een verlaagd tarief roerende voorheffing van 15%. Dit regime blijft ongewijzigd.
Liquidatiereserve
Kleine vennootschappen die een liquidatiereserve aanleggen betalen bij aanleg van deze reserve 10% anticipatieve heffing en na verloop van 5 jaar kan de reserve dan uitgekeerd worden mits een roerende voorheffing van 5%. De facto is dit een heffing van 13,64%.
Dit regime wordt aan twee wijzigingen onderworpen: de wachttermijn van 5 jaar wordt ingekort naar 3 jaar en de roerende voorheffing stijgt van 5% tot 6,5%, wat finaal in een heffing van 15% resulteert. Voor reeds aangelegde liquidatiereserves kan gekozen worden: ofwel 6,5% na 3 jaar ofwel 5% na 5 jaar.
Deze wijziging treedt in werking vanaf publicatie van de Programmawet in het Staatsblad. Let wel, het FIFO principe moet gehonoreerd blijven: wie bv. liquidatiereserves van boekjaar 2021 wil uitkeren en er nog heeft van 2020 zal deze van 2020 mee moeten uitkeren.
4. DBI-voorwaarden
Opdat dividenden uitgekeerd door een dochtervennootschap aan een moedervennootschap geen tweede keer belast zou worden, bestaat het regime van de DBI-aftrek. Deze aftrek is van toepassing wanneer de moeder ofwel minimum 10% van de aandelen aanhoudt in de dochter, ofwel wanneer de participatie een nominale aanschaffingswaarde heeft van minstens 2.500.000 EUR. Dezelfde voorwaarde is van toepassing inzake vrijstelling van meerwaarden op aandelen voor vennootschappen.
In tegenstelling tot opgenomen in het regeerakkoord zal de nominale drempel niet stijgen van 2.500.000 EUR naar 4.000.000 EUR. Deze blijft dus behouden. Wel kunnen grote vennootschappen enkel nog gebruik kunnen maken van de DBI-aftrek indien de participatie kwalificeert als “financieel vast actief”. Deze bijkomende vereiste geldt dus niet voor kleine vennootschappen, zijnde vennootschappen die maximum één van de volgende drie drempels overschrijden:
- 50 werknemers
- 11.250.000 EUR omzet
- 6.000.000 EUR balanstotaal
Deze wijziging treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2026.
5. Andere fiscale maatregelen
- Introductie kwalificatie Carried Interest: deze vergoeding voor beheerders van beleggingsfondsen die bepaalde resultaten hebben behaald wordt gekwalificeerd als een roerend inkomen onderworpen aan 30%.
- Exit taks: bij emigratie van een vennootschap uit België zal dit fiscaal behandeld worden als een liquidatie, dit zowel voor de vennootschap zelf als de aandeelhouders die belast worden op een fictief dividend.
- Belastingverhoging 10%: voor vennootschappen en natuurlijke personen die geconfronteerd worden met een fiscale controle zal een belastingverhoging van 10% niet worden toegepast bij een eerste te goeder trouw begane overtreding.
- Fiscale regularisatie: fiscale regularisatie van inkomsten was niet meer mogelijk sinds 1 januari 2024. Er wordt nu voorzien in een nieuwe (5e) permanente regularisatieprocedure (EBA quinquies). De verschuldigde tarieven betreffen het normale belastingtarief verhoogd met 30% of 45% (voor fiscaal verjaarde kapitalen).