De nieuwe Franchisewet is als wetsvoorstel door de tweede en eerste kamer aangenomen en wordt per 1 januari 2021 van kracht. In de Franchisewet is voor enkele elementen een overgangsperiode van 2 jaar opgenomen. De meeste franchiseovereenkomsten lopen echter 5 jaar. Daarnaast zal het direct gaan gelden voor alle franchiseovereenkomsten die vanaf 1 januari 2021 worden afgesloten.
Maar wat betekent de Franchisewet concreet voor franchiseformules en wat moet er dan zoal in franchisecontracten en werving & selectieprocessen aangepast worden?
De Franchisewet legt de nadruk op vier onderdelen die volgens de wetgever cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen:
Per onderdeel wordt hieronder kort (in niet-juridische taal) uitgelegd wat de Franchisewet op dit vlak bepaalt.
Net zoals de Belgische wet van de pre-contractuele informatie schrijft de Franchisewet voor welke informatie franchisegevers minimaal moeten delen met potentiële franchisenemers. Doel hiervan is dat kandidaat-franchisenemers een weloverwogen beslissing kunnen maken om zich wel of niet aan te sluiten bij een franchiseformule.
Minimaal vier weken voordat de franchiseovereenkomst getekend wordt, moet alle informatie aan de kandidaat-franchisenemer verstrekt worden. Het gaat om alle informatie waarvan de franchisegever weet, of redelijkerwijs kan vermoeden, dat die voor franchisenemer van belang is om een weloverwogen keuze te kunnen maken.
Deze vier weken is een stand-still periode. Tijdens deze periode mogen er geen aanvullende voorwaarden gesteld worden of wijzigingen doorgevoerd worden die mogelijk negatief of bezwarend uitpakken voor de kandidaat-franchisenemer. Tevens mag de franchisegever een potentiële franchisenemer niet aanzetten tot het ‘alvast’ doen van investeringen of het tekenen van enige overeenkomst. De reden hiervoor is dat kandidaat-franchisenemer zich hierdoor mogelijk niet langer vrij voelt om na bestudering van de informatie of na het inwinnen van advies bij een adviseur te besluiten geen franchisenemer te worden.
Alle relevante informatie moet met kandidaat-franchisenemers gedeeld worden
Dit betekent tenminste:
Een dergelijke informatieverplichting bestaat in België al jaren. Net als in België is het met deze nieuwe Franchisewet verstandig om ook in Nederland een Precontractueel Informatie Document (PID) op te stellen die aan de kandidaat-franchisenemer verstrekt wordt.
Stilstand is achteruitgang. Dat geldt voor iedere organisatie en daarmee ook voor franchiseorganisaties. Goede franchisegevers zijn dan ook continue bezig hun franchiseformule door te ontwikkelen. In veruit de meeste gevallen is dit positief. Door te blijven ontwikkelen wordt een franchiseformule, en daarmee zowel de franchisegever als aangesloten franchisenemers, steeds succesvoller. McDonalds is daar al decennia lang een goed voorbeeld van.
Bij doorontwikkeling kunnen er soms echter ook aanzienlijke investeringen van franchisenemers gevraagd worden. Ook kunnen bepaalde formuleontwikkelingen een negatieve impact hebben op de omzet of het rendement van een franchisenemer.
De franchisegever moet franchisenemers tijdig informeren als hij wijzigingen wil doorvoeren in de formule. Bijvoorbeeld als:
Naast informatie over voorgenomen wijzigingen in de formule moet de franchisegever ook informatie geven over hoe de diverse vergoedingen besteed worden. Het gaat hierbij met name over gebruikelijke vergoedingen zoals een marketingvergoeding of automatiseringsvergoeding. De gedachte hierachter is dat, door de franchisegever te verplichten hier informatie over te delen, er overleg plaats kan vinden over de optimale besteding door de franchiseorganisatie.
De Memorie van Toelichting bij de Franchisewet adviseert om een drempelwaarde in de franchiseovereenkomst op te nemen. Deze drempelwaarde beschrijft tot welk bedrag franchisegever eenzijdig wijzigingen kan doorvoeren. Bij wijzigingen met een impact die hier bovenuit stijgt, is instemming vereist van:
Deze drempelwaarde mag in het contract niet zo hoog zijn, dat er feitelijk nooit instemming vereist is. Deze drempelwaardes gelden voor investeringen of kosten die de franchisenemer moet maken.
Investeringen die boven deze drempelwaardes uit komen kan de franchisegever alleen met instemming van de meerderheid van de franchisenemers, of met instemming van de betreffende franchisenemers, opleggen. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld als de franchisegever een alternatieve afgeleide formule wil lanceren waarbij er een omzetderving te verwachten is bij de bestaande franchisenemers.
Op deze manier probeert de Franchisewet te voorkomen dat franchisegevers zichzelf kunnen bevoordelen ten koste van de franchisenemers.
Franchise is een samenwerking. Die werkt alleen effectief als er goed overlegd wordt. Daarom regelt de Franchisewet dat franchisegever regelmatig in overleg dient te gaan met franchisenemers. Bijvoorbeeld over voorgenomen wijzigingen in de franchiseformule. Letterlijk staat er in de wet dat er minimaal één keer per jaar overleg tussen franchisegever en franchisenemer plaats moet vinden. In de praktijk zullen de meeste formules dit momenteel al een aantal keer per jaar doen, waardoor dit in praktische zin niet veel impact heeft.
Er staat er in de Franchisewet eveneens dat franchisegevers hun franchisenemers regelmatig ondersteuning moet bieden in het kader van de franchiseformule. Ook dit zullen de meeste franchiseformules al consistent doen. De ondersteuning, en het er niet alleen voor staan, is immers in veel gevallen de reden voor een franchisenemer om zich aan te sluiten bij een franchiseformule.
Een goede franchisesamenwerking creëert een win-win situatie voor de franchisegever en franchisenemer. Het kan gebeuren dat de franchisegever wijzigingen in de formule wil doorvoeren waardoor de franchisenemer niet meer het win-win voorziet of ervaart. Dan is het belangrijk dat de franchisesamenwerking op een goede manier beëindigd kan worden.
In de overeenkomst moet duidelijk staan hoe de waarde van de franchisevestiging bepaald wordt wanneer een franchisenemer de franchisesamenwerking wil beëindigen en zijn vestiging aan de franchisegever wil verkopen. Dit kan een bepaalde rekenmethodiek zijn die toegepast wordt. Vaak zal er echter een proces beschreven worden in de franchiseovereenkomst en het handboek. Bijvoorbeeld dat een onafhankelijke derde op een professionele manier de waarde bepaalt.
Ook moet er duidelijk beschreven zijn hoe de eventuele goodwill van de franchisevestiging tussen franchisegever en franchisenemer verdeeld wordt bij verkoop aan een opvolgend franchisenemer. In de praktijk komt deze vaak aan de franchisenemer toe, maar hier wil nog wel eens discussie over ontstaan. Met name omdat er tot nu toe vaak weinig of niets over in de franchiseovereenkomst stond.
In de Franchisewet staat dat het concurrentiebeding van de franchisenemer niet langer mag duren dan een jaar en qua gebied niet groter mag zijn dan het exclusieve werkgebied waar de ondernemer actief was. Dit beding is in lijn met de bestaande jurisprudentie en heeft daarom in praktische zin weinig impact.
Het grootste deel van de Franchisewet wordt per direct van kracht als deze, zoals dat bij alle nieuwe en aangepaste wetten het geval is, gepubliceerd is in het staatsblad.
Bij bestaande franchiseovereenkomsten worden de bepalingen over het instemmingsrecht, de waardebepaling en het concurrentiebeding echter pas twee jaar na invoering van de Franchisewet van kracht. Dit om franchisegevers en franchisenemers de tijd te geven dit in goed onderling overleg te regelen.
Voor nieuwe franchiseovereenkomsten die aangegaan worden vanaf het moment dat de Franchisewet van kracht is geldt echter direct de gehele Franchisewet. Kortom, bij veel franchiseorganisaties is er werk aan de winkel.
De Franchisewet is verplicht voor alle franchisegevers met franchisenemers die in Nederland gevestigd zijn. Wanneer de franchisegever in Nederland gevestigd is, maar de franchisenemer in het buitenland gevestigd is mag er van de Franchisewet afgeweken worden. Ook als het Nederlands recht op de franchiseovereenkomst van toepassing is verklaart.
In sommige gevallen kan het aantrekkelijk zijn om van deze Franchisewet af te wijken. Anderzijds kan het ook voordelen hebben om de processen en afspraken voor zowel Nederlandse franchisenemers als buitenlandse franchisenemers gelijk te houden. Dit is dan ook een afweging die per franchiseformule apart gemaakt zal moeten worden.
Bron : Koelewijn & Partners
Reageren